Dit onderzoek gaat over fysieke aanraking binnen de geestelijke begeleiding, toegespitst op de zorg. In tegenstelling tot andere zorgende en begeleidende beroepen is er nauwelijks empirisch onderzoek naar ervaringen met en mogelijke gevolgen van aanraking en is er ook weinig debat over het onderwerp. Ervaringen met betrekking tot aanraking van elf geestelijk begeleiders binnen de zorg zijn geïnventariseerd. Daarbij wordt ook besproken hoe ze hun handelen rond aanraking moreel bepalen.
Het blijkt dat er in de regel niet fysiek wordt aangeraakt, maar dat er situaties zijn waarin dat wel gebeurt. De concrete situatie van de cliënt op dat moment en de interactie en relatie tussen de cliënt en de geestelijk begeleider zijn daarbij belangrijk. Om de toch al bepekte privacy en autonomie van een patiënt niet te ondermijnen zullen ze meestal niet aanraken. In situaties van existentiële nood is menselijke verbondenheid nodig en kan een aanraking laten zien de pijn of eenzaamheid van de ander te erkennen. Iedere geestelijke verzorger zoekt het juiste evenwicht tussen autonomie bevorderen en medemenselijkheid betonen. De geestelijk verzorgers zijn zich bewust van mogelijke negatieve effecten van fysieke aanraking en vinden dat het onderwerp vaker professioneel besproken zou kunnen worden.
Date of Award | 1 Jan 2018 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | W. Seekles (Supervisor) & A. W. Braam (Supervisor) |
---|