Tijdens deze economische crisis is het voor academici niet gemakkelijk een functie te vinden na het afstuderen (SEO, 2014). Laat staan een functie die aansluit bij de afgeronde studie en bijbehorend niveau (Berkhout, 2004). Om toch in het eigen levensonderhoud te kunnen voorzien, moet er wel gewerkt worden. Een logisch gevolg is dat academici werk gaan doen waarvoor zij overgekwalificeerd zijn. In de literatuur zijn talloze nadelen beschreven omtrent voorkwalificatie. Bijvoorbeeld een lagere werktevredenheid, minder motivatie, te weinig uitdaging (Garcia¬Aracil & van der Velden, 2008). Daarom is hier de volgende vraag gesteld: Ontlenen WO-alumni zingeving aan werk waarvoor zij overgekwalificeerd zijn en zo ja, op welke manieren?
De theorieën van Baumeister (1991) over zingeving en theorie over job crafting zijn middels interviews met de praktijk vergeleken. In het onderzoek zijn er twee groepen onderscheiden. Een groep tijdelijk overgekwalificeerden (A) en een groep langduriger overgekwalifceerden (B). Groep A ontleend minder zin aan het werk dat zij doen dan groep B. Een verklaring hiervoor is dat groep A vaak lager geschoold werk doet dan groep B. Voor groep B is het werk dat zij doen veelal een investering in de toekomst waar groep A vooral werkt om geld te verdienen.
Date of Award | 1 Jan 2016 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | G. J. L. M. Lensvelt-Mulders (Supervisor) & G. C. Jacobs (Supervisor) |
---|