Mijn onderzoek ‘Bildung als eigentijdse zoektocht’ behelst zowel een historisch als een thematisch filosofisch onderzoek. De onderzoeksvraag luidt: wat is de relatie tussen Bildung en rationele instrumentaliteit en kan als ‘nieuwe’ mogelijkheid Bildung ten opzichte van de economische/ instrumentele benadering van onderwijs(kwaliteit) vorm krijgen?
Bij een duiding van Bildung kan niet voorbij worden gegaan aan de filosofische/pedagogische historische wortels van het fenomeen; deze trekt een spoor vanaf de klassieke oudheid, Middel-eeuwen, de Verlichting, de Romantiek naar het heden. Met als doel bewuste persoonsvorming, zelfbegrip en gesitueerde leren denken en het komen tot ‘phronesis’ (praktische wijsheid) en verantwoordelijkheid betreft het zowel de individu als de maatschappij als geheel: Bildung gaat zowel over het bewaren van de cultuur, het revitaliseren en als het doorgeven daarvan.
In Hoofdstuk 1 t/m 3 van mijn scriptie wordt aandacht besteed aan de (historische) definities, aspecten van Bildung, Ausbildung en wordt de visie op onderwijs en onderwijsvernieuwing belicht.
Tegenover een moderne instrumentele opvatting van (‘evidence-based’) onderwijs - waarbij in plaats van een onafgeleide waarde, het onderwijs gezien wordt als instrument van en voor de samenleving- staat de substantiële visie en het normatieve karakter van goed (‘value-based’) onderwijs.
Er is een trend waarneembaar van sturing en management primair gericht op een bijdrage aan economische groei en het zo efficiënt mogelijk realiseren van meetbare resultaten. Dit efficiëncy-denken heeft een verschuiving teweeggebracht in onderwijsbenadering weg van ‘het waartoe’ en moeilijk meetbare waarden ‘van waaruit’ wordt onderwezen en een gerichtheid op ‘het goede’ naar een instrumenteel denken over onderwijs. Dat terwijl de evidence based benadering zélf door educatieprofessionals nog maar lastig ter discussie is te stellen. De normatieve opvatting van onderwijs wordt door instrumentele rationaliteit en technische en bureaucratische vragen verdrongen. Bildung is in dat licht een interessant en belangrijk concept.
De opkomst van het neoliberale denken is debet aan een zekere instrumentalisering van het onderwijs en een marginalisering van de onderwijspedagogiek. Een en ander heeft mijn inziens geresulteerd in een gebrek aan visie over onderwijsvernieuwing. Een belangrijke markteis verwijst naar Ausbildung en het zo vaardig mogelijk maken van economisch bruikbare burgers. Dohmen, Schreurs en Nussbaum en op een andere manier ook Charles Taylor, Gert Biesta en Ad Verbrugge zien een kaping van het debat door het neoliberaal marktdenken. Zij pleiten voor emancipatie of een anti-instrumentele benadering van onderwijs.
In hoofdstuk 4 worden zes Bildungsdenkers in stelling gebracht die een pleidooi houden dat Bildung naast zelfbegrip, persoonlijke ontwikkeling ook gaat over je als mens (gesitueerd) te verhouden tot de traditie en de wereld. Vanuit de twee geprefereerde auteurs: Gadamer en Taylor is de verhouding tussen de twee behandelde paradigma’s: hermeneutische ‘interpretative turn’ en positivistische ‘empiricist turn’ het centrale wetenschapstheoretische onderwerp van dit laatste hoofdstuk. Bildung wordt daarbij voorgesteld als het vinden van een herijkte balans tussen deze twee paradigma’s.
De scriptie doet een pleidooi voor het belang van de interpretatieve wetenschappen. Deze zijn bij Bildung minstens zo belangrijk als de positivistische natuurwetenschappen van meten is weten.
Bildung, ook in de praktijk van het Delftse studentenpastoraat (MoTiv) sluit aan bij de ‘interpretative turn’, de narratieve benadering en studentbegeleiding door aandacht en ruimte voor het individuele levensverhaal en zelfbewuste persoonsvorming. Bildung is aldus zowel van belang voor het studentpastoraat als voor de klassieke humanistische werkvelden zoals Justitie, Defensie en de zorgsector.
Date of Award | 1 Jan 2017 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | A. Ljamai (Supervisor) & M. Schreurs (Supervisor) |
---|