De ‘overlever’ in beeld in de participatiesamenleving: Catastrofaal lijden als venster

  • I.M.J. Hoen

Student thesis: Master's Thesis: Care Ethics

Abstract

Deze thesis zorgt ervoor dat ‘de overlever’ die participeert met een chronische aandoening: 1. ‘in beeld’ komt (lichamelijke kwetsbaarheid, doordoun) 2. ‘heel’ gelaten wordt (precariteit/ relationaliteit) 3. ‘gehoord’ wordt en ‘er mag zijn’ (contextualiteit/ socialiteit) Met behulp van die Gestalt, als fenomenologische benadering, is de levensvorm van overleven (Vosman, 2018) ingekleurd met deze overlever die catastrofaal lijdt. Overleven dankzij emotionele voelsprieten Overlevers leven dagdagelijks met hun beperkingen van het pijnlijke lijf of geest, wat voortdurend emoties oproept die hen duidelijk maken hoe ze er lichamelijk en geestelijk aan toe zijn. Emoties in hun lichaam zijn de voelsprieten van wat ze kunnen op die dag, ze komen boven drijven, beperken of bepalen de mogelijkheden en wijzen de weg hoe om te gaan met de ervaren beperking. Ze kunnen niet anders dan hier naar luisteren, hiermee omgaan, ze kunnen er niet omheen, omdat ze moeten ‘deurdoun’. De ervaren kwetsbaarheid én veerkracht zijn niet puur individueel van aard. De overlever lijdt onder de verwachtingen van de omgeving. In de cripping [invaliderende] mondiale samenleving die hun ‘anders zijn’ onvoldoende erkent, worden ze ook als groep verdrukt. Samenvatting Overleven gaat in mijn eigen tijd en tempo, waarin ik primair geleid wordt door mijn lichaam en mijn emoties en hier zodanig mee om moet gaan dat ik hier zo weinig mogelijk hinder van ondervind … in een ruimte gedeeld met begripvolle anderen …in een samenleving waar ik mag zijn zoals ik ben, betekenisvol kan zijn en gewaardeerd word met een passend loon zodat ik minder hoef te ploeteren om te overleven. Deze cripping [ongemakkelijke] gastvrijheid vraagt minimaal om twee voorwaarden: 1) ons ethisch durven laten raken en 2) durven kijken wat het voor de overlevers zelf betekent.
Date of Award1 Jan 2020
Original languageAmerican English
SupervisorG. Bos (Supervisor) & M. Visse (Supervisor)

Cite this

'