In dit exploratieve, kwalitatieve onderzoek is onderzocht hoe de rolopvatting van politieagenten zich verhoudt tot hun omgang met de morele complexiteit bij het opmaken van processen-verbaal. Dit is gedaan aan de hand van de analyse van tien semigestructureerde interviews die zijn afgenomen bij politieagenten werkzaam bij de afdeling Veelvoorkomende Criminaliteit. In deze interviews is thematisch geëxploreerd hoe agenten hun rolopvatting definiëren in de context van het opmaken van processen-verbaal, en hoe agenten omgaan met de morele complexiteit van het opmaken van processen-verbaal. Op basis van de interviews kunnen vier rolopvattingen worden getypeerd die agenten lijken aan te (kunnen) nemen bij het schrijven van processen-verbaal: de rol van de handhaver, de hulpverlener, de jager en de professional. Deze rolbeschrijvingen lijken van invloed te zijn op hoe agenten omgaan met de morele complexiteit van het opmaken van processen-verbaal doordat ze situaties op een specifieke manier interpreteren, aanvoelen, en afwegen. De primaire omgang met morele complexiteit betreft het terugvallen op procedures en normen, en het simplificeren van de verbaliseertaak. (Verder) inzicht in hoe rolopvattingen van invloed kunnen zijn op de omgang met de morele complexiteit van het verbaliseren kan leiden tot kwaliteitsverbetering van processen-verbaal.