In deze scriptie ga ik op zoek naar wat romans uit het interbellum (1919-1939) ons kunnen vertellen over organisatie en technologie. Het gebruik van literatuur kan speelruimte bieden voor de problematisering van (vaak gestolde) organisatieconcepten. Ik kijk vanuit ontologisch perspectief welke niet-rationele kennis in deze teksten verborgen ligt over de manier waarop wij het leven (technologisch) inrichten en of ze kunnen helpen het bestaan en hoe wij daarmee omgaan beter en anders te begrijpen.
Zes romans (Blokken en Knorrende beesten van Bordewijk en vier nieuwzakelijke romans: Gelakte hersens; 10 PK. Het leven der auto’s; 8.000.000 M3 meter zand; Stad) spelen de hoofdrol. Ik breng de verhalen over hun protagonisten (mensen in grote steden, fabrieken en kantoren, maar ook auto’s) in verband met verschillende perspectieven uit de organisatiekunde, (techniek)filosofie, neerlandistiek en esthetica.
Wat de teksten verbindt is de aandacht voor hoe het voor mensen voelt om in een hoog georganiseerde wereld te leven, ‘aangesloten te zijn op’ allerlei apparaten (zoals de auto), aan de lopende band te staan en in kantoren te werken waar apparaten de hele dag staan te ratelen. De verhalen bieden de lezer daarmee andere dan rationele kennis, namelijk sensibele kennis over organisatie en technologie. Ook wordt de tegenstelling organisch - mechanisch continu omgedraaid of opgeheven. Mensen worden geleefd door het ritme en de geluiden van hun apparaten; machines daarentegen lijken levend en bezield. ‘Knorrende beesten’ hebben ‘een kunstleven van de hoogste orde’ en een eigen moraliteit. De teksten leggen het existentiële gegeven bloot dat mens en technologie elkaar in hun onderlinge relatie vormgeven. Ze maken ons bovendien bewust van de schaduwzijden van de vooruitgang; de stijl van met name de nieuwzakelijke auteurs laat de lezer het dwingende karakter ervan ervaren.
De romans ontzenuwen het idee dat wij het leven rationeel volledig kunnen begrijpen en (technologisch) kunnen beheersen. Ook al zijn we ‘verliefd op harde lijnen’ en proberen we wat we als bedreigend zien buiten te sluiten, we kunnen het bestaan nooit helemaal organiseren. De lijn tussen ‘binnen’ (bijvoorbeeld ‘een organisatie’) en buiten is immers niet hard en ondoordringbaar, maar poreus en fluïde. Dat behoedt ons voor een ‘blokkenleven’.
Deze romans uit het interbellum helpen ons begrip over ‘organisatie’ en ‘technologie’ te verdiepen. In een technologische en hooggeorganiseerde wereld als de onze is hun indringende boodschap actueler en urgenter dan ooit.
Date of Award | 1 Jan 2014 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | R. G. A. Kaulingfreks (Supervisor) & J. Maaskant (Supervisor) |
---|