Dit kwalitatief empirisch onderzoek naar existentiële processen bij kinderen (8-17 jaar) met een levensbedreigende ziekte is uitgevoerd vanuit het theoretische idee dat wanneer levensvragen spelen, in confrontatie met existentiële concerns (Yalom, 1980), er een proces van zoeken naar zin - naar antwoorden op die vragen - optreedt (Alma & Smaling, 2010; Frankl, 2011; Yalom, 1980). Voor dit onderzoek is, in beperkte mate, geobserveerd in het Erasmus MC Sophia en zijn tien medewerkers van het psychosociale zorgteam aldaar geïnterviewd. Het blijkt dat kinderen met een levensbedreigende ziekte een ontwrichtende tijd doormaken. De onbezonnenheid die eigen lijkt aan het kind zijn raken ze kwijt. De kinderen worstelen met veranderingen op het gebied van identiteit en verbondenheid. Hoewel hoop zo lang mogelijk centraal staat is de (eventueel naderende) dood een belangrijk thema. Soms voelen de kinderen zich wanhopig en lijkt alle zin verloren. Andere keren voelen zij zich krachtig doordat zij genieten van kleine dingen, steun vinden in hun omgeving en groeien door wat ze meemaken. In kleine expliciete uitingen bieden de kinderen hun omgeving een inkijk in wat er bij hen speelt, via flarden en fragmenten pogen de kinderen grip te krijgen op dat wat hun overkomt.
Date of Award | 1 Jan 2017 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | C. M. Schuhmann (Supervisor) & P. Bos (Supervisor) |
---|