De thesis ‘Het goede in de antroposofische zorg’ onderzoekt de zorgpraktijk van stichting Titurel, een kleinschalige zorgaanbieder voor langdurige zorg aan bewoners met een verstandelijke en/of psychiatrische problematiek. Stichting Titurel heeft van oorsprong een antroposofische identiteit, maar werkt nog maar beperkt vanuit de antroposofische methodieken.
Dit onderzoek gaat op zoek naar ‘het goede’ in de zorgpraktijk en hoe dit zich verhoudt tot de antroposofische en zorgethische theorie. De onderliggende waarden en goederen die vanuit van de zorgpraktijk naar voor komen worden verkend vanuit het perspectief van medewerkers en bewoners.
Het empirisch kwalitatief onderzoek past in de traditie van de institutionele etnografie. De data worden gevormd door vier diepte-interviews met medewerkers. Daarnaast wordt ingezoomd op drie critical events die door middel van gesprekken met betrokkenen (bewoners en medewerkers), observaties en documentonderzoek gereconstrueerd worden.
Uit het onderzoek komen ‘verbinding in de gemeenschap’, ‘ontwikkeling’ en ‘ritme en bewust stilstaan bij de tijd’ als centrale thema’s naar voor. Zij vormen de basis van de zorgpraktijk. Als bepalende thema’s worden ‘werken’, ‘zorgen’, ‘wonen’, ‘culturele/religieuze dimensie’ en ‘levenshouding van de medewerker’ benoemd: deze thema’s zijn niet altijd duidelijk af te bakenen, maar vloeien in elkaar over. Het samengaan van de verschillende thema’s leidt tot een kenmerkende cultuur van werken en leven: binnen deze cultuur worden als onderscheidende aspecten ‘samen sturen’, ‘aandacht’ en ‘vertrouwen’ beschreven.
In de discussie wordt ingezoomd op ‘de gemeenschap’(vormt deze een verrijking of juist ballast?), de primaire gerichtheid op ontwikkeling, en op de bijzondere aandacht voor het omgaan met ‘de tijd’. De door de medewerkers beschreven benaderingswijze, lijkt veel overlapping te hebben met de presentiebenadering.
Binnen de zorgpraktijk van Titurel én binnen de antroposofie lijkt er –vanuit het ideaal van gelijkwaardigheid en wederkerigheid - weinig aandacht te zijn voor de asymmetrische relatie: tussen de begeleider en de bewoner, maar ook tussen bewoners onderling. In het verder uitwerken van deze symmetrie zitten dan ook de mogelijkheden tot ontwikkeling.
Date of Award | 1 Jan 2015 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | M. A. Visse (Supervisor) & F. J. H. Vosman (Supervisor) |
---|