Wanneer de vader of moeder van een adolescent kind getroffen wordt door een beroerte, in
medische termen een Cerebro Vasculair Accident (CVA), dan wordt het leven van het kind
ook overhoop gehaald. Lichamelijke beperkingen en veranderingen in het karakter van de
ouder zijn mogelijke gevolgen van de CVA waar het adolescente kind mee geconfronteerd
wordt. De hoofdvraag van dit onderzoek is: voor welke existentiële thema’s/vragen het
adolescente kind van een ouder die getroffen is door een CVA staat in het copingproces dat
zich ontvouwt naar aanleiding van de CVA van de ouder?
In dit onderzoek wordt de manier waarop adolescenten omgaan met (de stress van) de CVA
van hun ouder benaderd als een proces van zingeving. Het eerste deel van het onderzoek is
een literatuurstudie, waarin aan de hand van de theorieën van onder andere Lazarus en
Folkman (1984), Antonovsky (1987), Tedeschi en Calhoun (1995) wordt uitgelegd hoe stress
en coping samenhangen. De auteurs Van der Lans (2006) en Van Deurzen (2002) vullen de
copingtheorie aan met een existentiële dimensie.
De resultaten van de analyse van de zevental semigestructureerde interviews laten zien hoe
een adolescent reageert op de copingtaken die hij tegenkomt na de CVA van de ouder en voor
welke existentiële thema’s de adolescent komt te staan wanneer hij geconfronteerd wordt met
de CVA van de ouder. Het duiden van de existentiële thema’s heeft kennisvorming tot doel en
draagt hopelijk bij aan herkenbaarheid, bekendheid en bespreekbaarheid van deze thema’s,
die spelen bij adolescenten waarvan een ouder door een CVA is getroffen.
Date of Award | 1 Jan 2010 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | J. H. M. Mooren (Supervisor) & G. J. L. M. Lensvelt-Mulders (Supervisor) |
---|