Na aanleiding van de uitspraak van Gersons en Burger (2012) in het rapport Blauwdruk, mentale zorglijn politie las, waarin weerbaarheid als het tegenovergestelde van kwetsbaarheid wordt geponeerd, werd de idee voor deze scriptie geboren.
Het concept kwetsbaarheid herbergt een paradox. Enerzijds rust er een taboe op, anderzijds is kwetsbaarheid inherent aan het leven en zodoende ontologisch bepaald. Deze paradox is mij voornamelijk opgevallen bij mensen met een beroep waar moed voor nodig is.
Middels deze literatuurstudie heb ik getracht te onderzoeken hoe deze paradoxen over moed en kwetsbaarheid te duiden en hoe ze te plaatsen in onze huidige Westerse samenleving. Dit heb ik gedaan door te beginnen met het uiteenzetten van de visie van de grondlegger van ons denken over moed: Aristoteles. Een veel gehoorde kritiek op Aristoteles is dat zijn opvattingen verjaard en mannelijk zijn. Deze kritieken brachten mij op een aantal kernaspecten in het denken van Aristoteles. Aan de hand van deze aspecten heb ik een moedmodel ontwikkeld. Vanwege de eerdergenoemde kritieken op Aristoteles’ visie leek het mij interessant om zijn ‘mannelijke visie’ tegenover de ‘vrouwelijke visie’ te plaatsen om zo een beter beeld te krijgen over ons denken over moed met de hypothese dat ze wel eens een aanvulling op elkaar zouden kunnen zijn. Hieruit volgde de centrale vraag in mijn onderzoek: ‘Wat zou de cultuurfeministische visie op kwetsbaarheid van Butler, Jordan en Brown kunnen betekenen voor Aristoteles’ deugdethische visie op moed in de huidige laatmoderne Westerse samenleving?
Date of Award | 1 Jan 2015 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | A.J. Baart (Supervisor) & J. Maaskant (Supervisor) |
---|