In dit literatuuronderzoek wordt gekeken naar de relatie tussen moraliteit en immoreel handelen. Morele overtuigingen hebben een richtinggevende functie bij het handelen en omgekeerd wordt het handelen gerechtvaardigd op basis van deze overtuigingen, ook wanneer deze geen doorslaggevende factor voor het handelen zijn geweest (Baumeister, 1991, 36). De uitspraak van Baumeister bevestigt de relatie tussen moraliteit en handelen op meerdere niveaus. Moraliteit is richtinggevend aan het handelen, maar verleent eveneens een betekeniskader voor ons handelen. De stelling van Baumeister impliceert dat mensen de behoefte hebben het eigen handelen te rechtvaardigen en in overeenstemming te houden met morele overtuigingen. In dit onderzoek worden deze inzichten verder uitgewerkt. De relatie tussen moraliteit en (immoreel) handelen wordt multidisciplinair benaderd. Aan de hand van de filosofen Jan Verplaetse en John Dewey en de psychologen Martin L. Hoffman en Albert Bandura wordt gekeken naar in hoeverre mensen zich in hun handelen laten leiden door hun morele overtuigingen en welke processen het mogelijk maken dat zij deze overtuigingen terzijde stellen.
Date of Award | 1 Jan 2011 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | J. H. M. Mooren (Supervisor) & W. Los (Supervisor) |
---|