Vertrekpunt van dit onderzoek is het doel bij te dragen aan de theoretische ontwikkeling van een visie op de rol van lichamelijkheid binnen humanistisch geestelijk werk. Vanuit een hermeneutisch-dialogische wetenschapspositie wordt een narratieve analyse gecombineerd met fenomenologisch literatuuronderzoek. Het narratief - hier autobiografisch werk - van danschoreograaf Martha Graham wordt geanalyseerd en gekoppeld aan theorieën over lichamelijkheid en humanistisch geestelijk werk.
Het lichaam opgevat als biologisch object valt samen met de huidige rationaliserende maatschappij met een mechanistisch wereldbeeld, waarin een tweede benadering van het lichaam als ervarend subject overschaduwd wordt. De narratieve analyse brengt danschoreograaf Graham naar voren als voorbeeld van het belang dat deze twee benaderingswijzen van het lichaam verbonden moeten worden. Het humanisme legt in eerste instantie de nadruk op het rationele vermogen van de mens, maar ziet in het kader van tevens een balans ook belangrijke ruimte voor een hier tegenover staande belevingssfeer (Van Praag, 1953; Mooren, 2012). Echter, simpelweg meer aandacht bieden (los van het ‘hoe’ hiertoe) aan een overschaduwd ‘lichaam-zijn denken’, confronteert ons blijkens dit onderzoek per definitie met het onvermijdelijke verval van ons lichaam. De narratieve analyse bevestigt dit taboe op de thematiek van het verval van het lichaam. Dat uitgerekend Graham niet in het reine lijkt te kunnen komen met haar ouder wordende lichaam, benadrukt sterk de noodzaak een manier te vinden om om te gaan met ‘de kwetsbaarheid van het leven’ die ons menselijk lichaam impliceert. Op precies dit punt is mogelijk een functie gelegen in het humanistisch geestelijk werk. Dit werkveld is namelijk bij uitstek geschikt om stil te staan bij de vraag naar de omgang met onze kwetsbaarheid en hierbij hulp te bieden.
Het humanistisch geestelijk werk lijkt dus een passend werkveld om zowel mensen te ondersteunen bij de confrontatie met hun lichaam als ervarend subject als de balans in evenwicht te brengen tussen een lichaam ‘zijn’ en een lichaam ‘hebben’. Vanuit dit onderzoek kan daarom sterk aanbevolen worden om meer onderzoek te doen naar de thematiek van dit dubbele karakter van het lichaam en hoe voor beide benaderingen een plaats te bieden binnen het humanistisch geestelijk werk om zodoende de ‘cliënt’ zo volledig mogelijk tot ontplooiing te brengen vanuit een humanistisch gedachtegoed.
Sleutelwoorden: lichaam, lichamelijkheid, narratief onderzoek, fenomenologie, humanisme, geestelijk werk, Martha Graham, autobiografie, dans, egodocument
Date of Award | 1 Jan 2016 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | F. Pitstra (Supervisor) & A. C. Suransky (Supervisor) |
---|