Abstract
In deze scriptie onderzoek ik hoe een analyse van discoursen rondom de normatieve verwachting dat zwangeren tijdig prenatale zorg moeten krijgen in verloskundige beleidsdocumenten kan bijdragen aan het verkrijgen van inzicht in hoe institutionele en culturele invloeden ertoe leiden dat het niet (tijdig) in prenatale zorg komen als probleem wordt gedefinieerd. Door deze discoursen te analyseren, kunnen we beter begrijpen hoe beleidsdocumenten negatieve aannames en stigmatisering in de hand kunnen werken en hoe ze kunnen worden aangepast om verloskundigen beter te ondersteunen in hun omgang met zwangeren die volgens de maatschappelijke norm te laat in zorg komen. De centrale onderzoeksvraag is: Hoe worden de heersende discoursen rondom de normatieve verwachting dat zwangeren tijdig prenatale zorg moeten krijgen geconstrueerd en gereproduceerd in Nederlandse beleidsdocumenten voor verloskundige zorg, en hoe kunnen zorgethische inzichten over relationaliteit, macht/positie en kwetsbaarheid bijdragen aan een kritische evaluatie en verbetering van deze discoursen ter bevordering van de verloskundige zorg?Het onderzoek betreft een zorgethisch onderzoek en bestaat uit een theoretisch en empirisch deel. In het theoretisch onderzoek werd literatuur bestudeerd over moederlijke zorgpraktijken tijdens de zwangerschap, de invloed van het medische discours en de relevantie van tijdskaders in de prenatale zorg, daarnaast werd zorgethische literatuur bestudeerd over relationaliteit, macht/positie en kwetsbaarheid. In het empirisch onderzoek werden verschillende tekstselecties verzameld uit zes landelijke beleidsdocumenten voor verloskundige zorgverlening en werd op basis van Bacchi (2005, p.199) een analyse van discoursen toegepast, waarbij vier discoursen werden geïdentificeerd: 1) Voorkomen is beter dan genezen; 2) Iedere zwangere heeft begeleiding nodig; 3) De foetus is beschermwaardig; en 4) De verloskundige is de expert. Vervolgens werd onderzocht hoe deze thema's werden gereproduceerd in vijf regionale protocollen.
De resultaten uit de theorie en empirie tonen de noodzaak aan om de verantwoordelijkheden van verloskundigen en zwangeren te herschikken, waarvoor de geografie van verantwoordelijkheden, zoals voorgesteld door Walker (2008), een oplossing kan bieden. Het samenstellen van protocollen voor verloskundig handelen, waarin naar het verhaal van zwangeren die laat in zorg komen wordt geluisterd en waarin zij actief betrokken worden bij de prenatale beleidsvorming, kan stigmatisering voorkomen en hen in staat stellen zich erkend te voelen in hun zorgbehoeften.
Date of Award | 23 Aug 2024 |
---|---|
Original language | Dutch |
Awarding Institution |
|
Supervisor | Elleke Landeweer (Supervisor) & Merel A. Visse (Supervisor) |