De cyclische verbondenheid met de natuur maakt deel uit van ons leven. In de vraag naar de mogelijke betekenis van het cyclische en de cyclische tijdsopvattingen in het humanisme als levensbeschouwing komt naar voren dat er in dit opzicht een leemte wordt ervaren in de bestaande humanistische levensbeschouwing.
Een cyclisch ritme gaat uit van een veronderstelling van een vaste terugkerende orde; in het lineaire tijdsbesef is de veronderstelling dat gebeurtenissen geplaatst kunnen worden op een lijn waarin deze gebeurtenissen eenmalig zijn. In onze huidige westerse cultuur nemen doelgerichtheid en lineair vooruitgangsdenken een belangrijke plaats in: er is sprake van een overwaardering van het lineaire en een onderwaardering van het cyclische.
In de geschiedenis hebben vele ontwikkelingen geleid tot deze verandering. Een voorbeeld van deze ontwikkelingen is de wetenschap. In de wens het aardse bestaan te verbeteren en het lijden te verlichten is de wetenschap steeds verder ontwikkeld. In het bestuderen van mens en natuur is innerlijk afstand genomen van de cyclische natuur. Langzamerhand leek datgene wat rationeel bedacht en onderzocht was, meer geldigheidswaarde te krijgen dan onze ervaringen en ons handelen naar inzicht van deze ervaringen. De verbondenheid met het cyclische werd impliciet gezien als achterhaald en niet meer relevant. Het ervaren en zien van het eigen leven in een voortgaande kringloop en het ervaren van de dagelijkse zelfzorg als zinvol en passend, geeft een beeld van het eigen leven in een breder perspectief dan de doelgerichtheid die in onze westerse cultuur vanzelfsprekend is geworden. Het cyclisch perspectief maakt ons opmerkzaam op het zijnsaspect van ons bestaan: aanwezig zijn in wat zich aandient en stil kunnen staan in bewuste aandacht zonder de gerichtheid om controle uit te oefenen iets of te willen veranderen aan wat zich voordoet.
Date of Award | 1 Jan 2011 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | J. H. M. Mooren (Supervisor) & C. W. Anbeek (Supervisor) |
---|