In deze scriptie onderzoek ik welke inhoudelijke en methodische elementen uit de existentiële psychotherapie relevant en bruikbaar zijn voor het humanistisch geestelijk werk en stel ik voor het existentialistische perspectief op het HGW verder uit te werken. Aan de basis van dit zogenaamde existentieel-fenomologische verhaal over HGW, plaats ik het gedachtegoed van Van Praag. Van Praags humanistisch mensbeeld en ideeën over het menselijk functioneren monden uit in een visie op geestelijke begeleiding waarin de cliënt ondersteund wordt in oriëntatie en zelfbestemming.
In mijn scriptie verdiep ik me in vier benaderingen van ‘de existentiële psychotherapie’: de Daseinsanalyse (Boss en Binswanger), de logotherapie (Frankl), de existentieel-humanistische benadering (May, Yalom en Bugental) en de Britse school voor Existentiële Analyse (Van Deurzen en Spinelli). Met name de inzichten met betrekking tot menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid, het lijden en de grenzen van het bestaan worden in deze scriptie benoemd als belangrijke aanvullingen voor het HGW. Daarnaast zijn verschillende methodische elementen als relevant aangewezen, zoals inzichten met betrekking tot het aangaan van een ‘echte’ relatie, de verhouding tussen empathie, normativiteit en neutraliteit en het begeleiden van een (her)oriëntatieproces.
Date of Award | 1 Jan 2012 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | J. H. M. Mooren (Supervisor) & C. M. Schuhmann (Supervisor) |
---|