Poëzie en zelfnarratieven. Een theoretisch onderzoek naar de manier waarop het schrijven van poëzie kan bijdragen aan de ontwikkeling van narratieve identiteit.

  • D. Zeijen

Student thesis: Master's Thesis: Humanistic Studies

Abstract

Deze masterscriptie omvat een thematisch literatuuronderzoek naar de manier waarop het schrijven van poëzie kan bijdragen aan de ontwikkeling van zelfnarratieven cq. levensverhalen. In de bestaande literatuur over het onderwerp wordt het gebruik van poëzie ofwel verworpen ten opzichte van het werken met andere genres omdat poëzie onvoldoende coherent zou zijn, ofwel op onovertuigende grond geschikt geacht omdat poëzie bij uitstek persoonlijk en origineel zou zijn. Deze literatuur maakt onvoldoende gebruik van relevant onderzoek over de rol van coherentie, complexiteit en eigenheid (cq. originaliteit) in poëzie en zelfnarratieven. Bovendien richt veel van het onderzoek over poëzie en zelfnarratieven zich op het werken met bestaande, door anderen geschreven gedichten in therapie en counseling, in plaats van het zelf schrijven. Met gebruik van literatuur uit de psychologie, filosofie en literatuurwetenschap wordt beargumenteerd dat het schrijven van poëzie niet minder geschikt is voor de ontwikkeling van zelfnarratieven dan andere genres zoals het dagboek of de autobiografie. Het werken met poëzie sluit bovendien aan bij de ontwikkelingen in de narratieve psychologie, waarbij de nadruk naast coherentie ligt op complexiteit en meerstemmigheid. Hoewel de notie van volstrekte oorspronkelijkheid van poëzie wordt verworpen, wordt de ‘eigenheid’ van poëzie verdedigd aan de hand van theorieën van IJsseling en Duyndam over mimesis en empathisch denken. Tot slot wordt beargumenteerd dat de cruciale rol van het maakproces het schrijven van poëzie wezenlijk geschikter maakt voor de ontwikkeling van zelfnarratieven dan het enkel werken met bestaande poëzie.
Date of Award1 Jan 2018
Original languageAmerican English
SupervisorJ. Duyndam (Supervisor) & N. L. Immler (Supervisor)

Cite this

'