Ons lichaam is het begin en eindpunt voor alles wat wij in dit leven kunnen doen en meemaken. Men begrijpt en ervaart de wereld vanuit die lichamelijkheid. Juist omdat onze lichamelijkheid een gegeven is hoeft het niet als goed of slecht gewaardeerd te worden. Dat neemt niet weg dat die lichamelijkheid consequenties heeft.
In deze scriptie verbind ik lichamelijkheid aan professionaliteit. De lichamen van de professionals en de personen waarmee zij te maken hebben, maken de situatie concreet. Hoe kan men er voor zorgen dat lichamelijkheid in die concrete situatie in zijn volle potentie benut wordt? En hoe kan men zorgen dat de moeilijkheden van lichamelijkheid voor professioneel handelen beperkt worden?
Erkennen dat we lichamelijke wezens zijn – en wellicht niets meer dan dat – , lijkt mij bij uitstek een humanistiek standpunt. Het is niet de vraag of men naar het eigen lichaam en gevoel moet luisteren, men heeft niet de keuze om het niet te doen.
Ik probeer in deze scriptie te verkennen welke rol lichamelijkheid in professionaliteit speelt. Ik heb de volgende vraagstelling gehanteerd: ‘hoe kan men omgaan met de consequenties van lichamelijkheid in professioneel handelen?’ Deze vraag heb ik beantwoord door middel van empirisch kwalitatief onderzoek. Ik heb vijftien professionals, uit de beroepsvelden die verbonden zijn aan de master afstudeervarianten aan de UvH, gesproken over dit onderwerp. Ik heb gebruik gemaakt van de gefundeerde theoriebenadering. Ook vindt men in deze scriptie een literaire achtergrond waar ik de analyse van de gesprekken aan verbind. Ik heb daarvoor onder ander gebruik gemaakt van het werk van Maurice Merleau-Ponty en Antonio Damasio.
Date of Award | 1 Jan 2010 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | A. J. J. A. Maas (Supervisor) & H. P. Kunneman (Supervisor) |
---|