Inleiding: De afgelopen 10 tot 15 jaar is er veel veranderd in de (ouderen)zorg en deze veranderingen zijn ook van invloed op het verzorgend beroep. Hoewel er in de literatur aandacht is voor de vraag of verzorgenden zich capabel voelen voor de nieuwe taken die ze krijgen toebedeeld, is er tot nu toe weinig aandacht voor de vraag hoe verzorgenden deze veranderingen ervaren en wat dit betekent voor goede zorg.
Hoofdvraag: Of en hoe hebben verzorgenden veranderingen ervaren in hun beroepspraktijk door veranderingen in de maatschappelijke en politieke context, met specifieke aandacht voor de relatie tussen de verzorgende en de zorgontvanger? En wat betekent dit voor goede zorg?
Methode: Er is exploratief, zorgethisch onderzoek uitgevoerd waarbij gebruik gemaakt is van een theoretische verkenning en een narratieve analyse. Het theoretische concept dat centraal staat in dit onderzoek is relationaliteit. De empirische data zijn verzameld door middel van het schaduwen en interviewen van verzorgenden die minstens 10 jaar werkervaring hebben en werkzaam zijn in de ouderenzorg en door het houden van een focusgroep met verzorgenden met dezelfde criteria.
Bevindingen & conclusie: Veranderingen worden per individu verschillend ervaren. Door iedereen wordt een sterke toename in werkdruk en administratielast ervaren. Deze toegenome werkdruk gaat gepaard met strakke tijdsschema’s indicatiestellingen. Er is steeds minder ruimte en tijd om om te gaan met het ongewisse aspect van zorg. Verzorgenden lijken vooral voor dit aspect van verzorgen ruimte te creëren door (nog) harder te werken en soms dingen in hun eigen tijd te doen. Hierdoor vormen zij een onzichtbare buffer tussen de institutionele/politieke context en de zorgontvanger. Dit is zorgethisch problematisch, omdat hierdoor de negatieve uitwerking van veranderingen in de inrichting van het zorgproces in de prakijk verhuld blijven en omdat het geen duurzame manier is voor verzorgenden om hun werk te doen terwijl zorgverleners zelf waardevolle en kwetsbare mensen zijn.
Verzorgenden blijken ook een veel bredere verantwoordelijkheid te hebben gekregen. Dit duidt erop dat de zorg (op een aantal vlakken) holistischer is geworden. De vraag die in dit onderzoek wordt opgeworpen is echter of verzorgenden ook voldoende in staat gesteld worden om de voordelen hiervan te cultiveren. Daarnaast blijkt ook dat verzorgenden door de veranderingen soms juist een spagaat ervaren tussen hun eigen (holistische) zorgbeeld en de gefragementeerde indicatiestelling.
Tot slot kwam in dit onderzoek naar voren dat een deel van de verzorgenden een (groot) verschil ervaart tussen de jonge en de oudere generatie verzorgenden. Dit verschil, dat meerdere oorzaken zou kunnen hebben, wijst erop dat de beroepsgroep van verzorgenden niet als een homogene groep gezien kan worden. Het zou goed zijn als hier meer inzicht in verkregen wordt, om zo beter recht te doen aan de beroepsgroep.
Date of Award | 1 Jan 2019 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | A. A. M. van Nistelrooij (Supervisor) & V. E. Baur (Supervisor) |
---|