In ieder mensenleven komen vormen van verlies voor. Verlies kan diepe sporen nalaten en de vanzelfsprekendheid en vertrouwdheid van het leven doorbreken, waardoor zingeving ontwricht raakt. Een ingrijpend verlies is vaak niet direct te plaatsen in een samenhangend geheel van betekenissen. In de rouwperiode, die volgt op het verlies, wordt beetje bij beetje geprobeerd het verlies te verwerken. Verwerking betekent vaak een lange zoektocht naar betekenisgeving aan het verlies. Daarvoor is het belangrijk dat de verlieservaring een geïntegreerde plaats krijgt in het levensverhaal van een persoon.
Deze scriptie presenteert een verkennend onderzoek naar de vraag hoe humanistische geestelijke verzorgers binnen het groepswerk in de psychiatrie vanuit een narratieve benadering een rol kunnen spelen bij zingeving aan verlieservaringen. Om antwoord te geven op deze vraag, heb ik een module voor het groepswerk ontwikkeld, uitgevoerd in de praktijk en geëvalueerd.
Voor het ontwikkelen van de module heb ik een theoretisch kader gevormd op basis van literatuuronderzoek over de vijf centrale begrippen(paren) van deze scriptie: verlies en rouw, zingeving, narrativiteit en levensverhaal, geestelijke verzorging en groepswerk. Het samenbrengen van literatuur in een theoretisch kader levert relevante inzichten voor de GV. Zo laat dit onderzoek zien dat zingeving en narrativiteit elkaar veronderstellen en versterken en dat zingeving onlosmakelijk verbonden is aan narrativiteit. Ook blijkt dat een narratieve benadering van verlieservaringen als meerwaarde gezien kan worden binnen de hedendaagse psychiatrie die voornamelijk gericht is op herstel en genezing.
Het theoretisch kader vormde de basis voor het ontwikkelen van praktijkmateriaal, dat gericht is op het faciliteren en stimuleren van narrativiteit en zingeving. Op grond van het uitvoeren en evalueren van de module toon ik aan dat de rol die GVers binnen het groepswerk kunnen spelen bij zingeving aan verlieservaringen bepaald wordt door het samenspel van praktijkmateriaal en de interventies, competenties en basishouding van de groepsleider. Hierbij geldt een aantal aandachtspunten. In de vormgeving van het praktijkmateriaal en het optreden van de groepsleider is het belangrijk dat wordt aangesloten bij de omstandigheden en behoeften van de doelgroep. Om recht te doen aan de verhalen van de patiënten is het ook belangrijk dat de werkvormen open opgezet zijn en gericht zijn op diepte in plaats van breedte. Binnen deze open opzet kan de groepsleider doorvragen naar diepere lagen in het verhaal. Aspecten die hiermee samenhangen zijn een beperking van het aantal deelnemers en een goede tijdsbewaking en –verdeling. Een derde aandachtspunt voor het stimuleren van zingeving en narrativiteit is een veilig, open groepsklimaat waarbinnen patiënten ruimte ervaren zich uit te spreken.
Date of Award | 1 Jan 2011 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | C. M. Schuhmann (Supervisor), M. Schreurs (Supervisor) & W. M. M. H. Veugelers (Supervisor) |
---|