Wat doen we met familie? Hoe verhoudt het contextueel denken van Ivan Boszormenyi-Nagy zich tot humanistische geestelijke begeleiding?

  • Gerda Grave

Student thesis: Master's Thesis: Humanistic Studies

Abstract

Wat doen we met familie, de titel van mijn scriptie, doelt op twee vragen aan humanistische geestelijke verzorgers. Hoe ga je als geestelijk verzorger om met je eigen familierelaties, en het betreft het werk: hoe ga je om met familierelaties in de context van de cliënt? Deze twee vragen komen voort uit een literatuurstudie waarin ik onderzocht heb hoe de contextuele theorie van de Hongaarse psychotherapeut Iwan Boszormenyi-Nagy (spreek uit Nodgze) zich verhoudt tot de humanistische geestelijke begeleiding. Mijn uitgangspunt wat betreft de geestelijke begeleiding was de zijnsmethodiek van Ton Jorna. Nagy ontdekte in zijn werk met psychiatrische patiënten dat 'de verhalen van patiënten zelfs de meest verwarde, betekenis hebben in de relationele context van hun familie, terwijl ze onbegrijpelijk zijn in een ander kader'. Volgens zijn theorie speelt de balans van geven en nemen in het gezin van herkomst een grote rol in de relationele werkelijkheid van iemand en daarmee in het zijn van iemand. Door aan de ander te geven, door zorg te dragen en verantwoordelijk te zijn voor de ander, met name voor ouders en kinderen, wordt de mens werkelijk vrij en autonoom. Een belangrijk uitgangspunt in zijn theorie over intergenerationele relaties is het bestaan van een zijnsorde die voorafgaat aan moraal, cultuur, gevoel en emoties. De band tussen generaties is voor altijd. Dit gaat zo ver en diep dat familiebanden het 'zijn' van een individu beïnvloeden in zijn keuzes, behoeften en welbevinden. Nagy noemt dit de relationele ethiek waaraan de begrippen loyaliteit en rechtvaardigheid ten grondslag liggen. Andere belangrijke hier aan gerelateerde begrippen zijn: wederkerigheid, vertrouwen, billijkheid, gepaste zorg verlenen, erkenning voor verdienste. Naast de contextuele therapie bestaat in Nederland ook het contextueel pastoraat. In mijn onderzoek heb ik beide invalshoeken meegenomen. Daarnaast besteed ik een hoofdstuk aan existentiële schuld, een belangrijk thema in het werk van zowel Nagy als Jorna. Uitgaande van Jorna's zijnsmethodiek kom ik tot de conclusie dat een 'contextueel humanistische geestelijke begeleiding' te ver gaat. De contextuele benadering gaat uit van een vastomschreven theorie en werkt, zo mogelijk, toe naar herstel van familiebanden: er wordt behandeld. Dit sluit niet aan bij de geestelijke dimensie van het vak geestelijke begeleiding, zoals de zijnsmethodiek van Jorna laat zien. Een geestelijk begeleider werkt niet 'ergens naar toe; maar 'vanuit' het geen zich aandient, waarbij de begeleider, meer dan een therapeut, moet werken met de ongewisheid van een ontmoeting met de cliënt. Als secundaire kennisbron daarentegen vind ik de contextuele theorie belangrijk. Het is zinvol om als geestelijk begeleider uit te gaan van familierelaties als existentieel thema. Het hoort thuis in de personale competentie van de geestelijk begeleider. Een humanistisch geestelijk begeleider die de contextuele theorie doorleefd en eigen gemaakt heeft en zijn eigen biografie met alle 'lasten en lusten' kent, kan dit meenemen als 'humuslaag' in de ontmoeting. Vandaar de tweeledige vraag: wat doen we met familie? Het gaat om de persoon van de geestelijk begeleider en om het werken met familierelaties in het licht van zingevingsvragen. Ook is de vraag een kwinkslag naar de Universiteit voor Humanistiek en humanisten: we hebben het niet zo vaak over familie. Laten we dit boeiende existentiële thema niet te veel liggen?
Date of Award1 Jan 2009
Original languageAmerican English
SupervisorTon Jorna (Supervisor) & C. W. Anbeek (Supervisor)

Cite this

'