Ziekte onder artsen lijkt een taboe, mogelijk ontstaan vanuit het heersende beeld van de veerkrachtige en gezonde arts en een werkcultuur van hard werken en niet klagen. Artsen zijn hierbij individueel verantwoordelijk voor ziekte. Artsen die wel ziek zijn, blijken dit vaak niet te vertellen op het werk uit de angst niet gesteund te worden. Kwalitatief onderzoek naar de geleefde ervaring van chronisch zieke artsen (in spe) in de artsenwereld ontbreekt. Zorgethisch onderzoek met aandacht voor kwetsbaarheid, afhankelijkheid en verantwoordelijkheid kan een ander perspectief bieden op chronische ziekte onder artsen. Het doel van dit onderzoek is inzicht verkrijgen in de geleefde ervaring en zorgbehoeften van chronisch zieke artsen (in spe) in de artsenwereld door fenomenologisch en auto-etnografisch onderzoek. Door deze empirische inzichten dialectisch te koppelen aan conceptuele inzichten vanuit de zorgethiek en Disability Studies en te onderzoeken hoe deze elkaar kunnen verrijken, kan ontrafeld worden wat goede en inclusieve zorg is voor artsen met een chronische ziekte. Uit het auto-etnografisch onderzoek blijken de belangrijkste knelpunten in de geleefde ervaring als chronisch zieke arts spe geen lineair proces te vormen, maar worden ervaren als ‘een doolhof van acceptatie’, waarin ik door nieuwe tegenslagen van mijn ziekte of in de artsencultuur verdwaal in de knelpunten. De andere ervaren knelpunten zijn ‘doorzetten en ontkennen’, ‘het ervaren beeld van de omgeving’, ‘toegeven aan kwetsbaarheid’ , ‘betrouwbaar zijn met een grillige ziekte’ en ‘zorg voor anderen én mezelf’. De gevonden thema’s in de fenomenologische analyse zijn ‘strijd tussen verhulling van en openheid over ziekte’, ‘meanderend proces van verlies, rouw en acceptatie’, ‘innerlijke worsteling in een balans vinden tussen grenzen bewaken en over grenzen gaan’, ‘relativeren en zoektocht naar zingeving’ en ‘behoefte aan erkenning’. De ervaren publieke betekenis van disability blijkt gebaseerd te zijn op het medisch model waarin ziekte een individuele verantwoordelijkheid is. Mede hierdoor hebben artsen moeite met openheid over de ziekte (disclosure). Door het heersende beeld van de gezonde en onafhankelijke arts, kunnen artsen met een chronische ziekte worden gezien als ‘de Ander’ en in een precaire positie geplaats worden, met mogelijk ableism tot gevolg. In de interne worsteling in het bewaken van grenzen, spelen enerzijds zelfopoffering als dependency workers, en anderzijds de noodzaak tot zelfzorg een rol. Het proces van acceptatie is voor iedere arts persoonlijk, aansluitend op het ecologisch-enactivistisch model. Hierin vinden de artsen ondanks tegenslagen, toch telkens weer een nieuwe balans van welzijn in het doolhof van acceptatie. In het doolhof is er een behoefte aan erkenning en ondersteuning. Door in begeleidende gesprekken te achterhalen wat zorgbehoeften van de arts zijn in het doolhof van acceptatie en hoe de artsenwereld kan bijdragen om deze arts te helpen, kan volgens het ecologisch-enactivistisch model gestreefd worden naar een meer inclusief en zorgzaam werkveld. Zo kan een begin worden gemaakt aan een artsenwereld waarin niet wordt uitgegaan van een bepaalde norm, maar van diversiteit en pluraliteit waarin artsen met een chronische ziekte meetellen en meedoen.