Volgens Charles Taylor (1989) is de oriëntatie in de morele ruimte de meest kenmerkende eigenschap van het menselijk bestaan. De oriëntatie op het ‘goede’ bepaalt hoe we ons levensverhaal vormgeven. Levensverhalen zijn een articulatie van waardeoordelen en overtuigingen over dat wat het leven zin en inhoud geeft. Voor personen met een persoonlijkheidsstoornis kan zingeving een complex en kwetsbaar thema vormen. Het doel is te onderzoeken in hoeverre en hoe personen met de diagnose persoonlijkheidsstoornis zich oriënteren op visies van het ‘goede’ voor en na psychotherapeutische behandeling. De respondenten schrijven tweemaal hun levensverhaal op, voor én na de behandeling (r=19). De verhalen zijn onderzocht volgens de holistische contentanalyse (Lieblich, 1991). De bevindingen laten zien dat de oriëntatie op het ‘goede’ in het tweede verhaal op verschillende manieren is verschoven. Op sommige thema’s neemt de oriëntatie op het ‘goede’ toe, op andere thema’s komt het gebrek aan het ‘goede’ meer naar voren. Sommige bronnen van zinvol leven worden in het tweede verhaal niet meer genoemd. Tevens wordt het gebrek aan zinvol leven sterker beschreven. De verschuivingen lijken goed te passen bij therapeutische doelstellingen: kwetsbaarheid, reflectie en verbondenheid met anderen. Dat sommige gebreken aan het ‘goede’ meer worden beschreven kan voortkomen uit de bekwaamheid die de respondenten ontwikkelen in reflecteren. Ze leren beter zien wanneer het ‘goede’ niet lukt. Het wegvallen van bepaalde bronnen van zinvol leven en toename van beschrijvingen schuld en schaamte zijn opmerkelijk. Dit biedt eventueel mogelijkheden voor verbetering van de geestelijke gezondheidszorg door het bieden van meer aandacht op deze thema’s in vormen van existentiële begeleiding. Hier schuilt een mogelijke complementaire rol van de geestelijke verzorger in de behandeling.
Date of Award | 1 Jan 2019 |
---|
Original language | American English |
---|
Supervisor | A. W. Braam (Supervisor) & C. M. Schuhmann (Supervisor) |
---|