In de Nederlandse participatiesamenleving wordt een beroep gedaan op ‘burgerlijke aandacht’. Aan de hand van campagnes, voorlichting en samenwerking met professionals worden burgers aangespoord om contact te zoeken met een medeburger zodra ze vermoeden dat er problemen zijn waar (meer) hulp voor moet worden ingeschakeld. Dit staat echter haaks op de bestaande norm van ‘niet-bemoeien’ in de omgang tussen mensen zonder persoonlijke band.
In dit onderzoek staat centraal hoe Nederlandse burgers zelf over deze norm denken wanneer ze vermoeden dat er problemen zijn bij een medeburger. Op basis van het concept ‘civil inattention’ van de socioloog Goffman en 8 focusgroepen met 25 deelnemers laat het onderzoek zien dat burgers een norm van ‘beleefde onoplettendheid’ onderschrijven in de omgang tussen mensen zonder persoonlijke band. Het gaat om het zoeken van een midden tussen het respecteren van iemands privacy en iemand erkennen door vriendelijk gedrag. Dit midden drukt gelijkwaardigheid uit, afwijkingen hiervan kunnen beledigend of pijnlijk zijn. Bij vermoedens van problemen is het daarom de bedoeling dat men een manier vindt om iets voor de medeburger te betekenen die zoveel mogelijk in lijn is met ‘beleefde onoplettendheid’. Burgers geven aan dat dit gebruikelijk is, behalve in situaties met verward of dementerend gedrag. Ze zouden dan schrikken of oordelen en het lastig vinden om ‘beleefd onoplettend’ te reageren.
Dit roept vragen op over de omgang tussen burgers die elkaar niet persoonlijk kennen in de participatiesamenleving. Het beroep op ‘burgerlijke aandacht’ en de herziening van de verzorgingsstaat geven namelijk aanleiding om kwetsbare burgers anders te behandelen dan met de gebruikelijke ‘beleefde onoplettendheid’. Dit kan ten koste gaan van de gelijkwaardigheid die een ‘beleefd onoplettende’ omgang uitdrukt.
Datum prijs | 1 jan. 2018 |
---|
Originele taal | American English |
---|
Begeleider | M. Trappenburg (Supervisor) & E. Grootegoed (Supervisor) |
---|