Samenvatting
Kinderartsen maken regelmatig heftige, traumatische gebeurtenissen mee waarbij een patiënt ernstig gehandicapt raakt of komt te overlijden. Indien deze gebeurtenissen onverwerkt blijven is de kans op mentale problemen groot. Onderzoeken tonen aan dat kinderartsen in Nederland regelmatig een onveilige werkcultuur ervaren en weinig ondersteuning in de nazorg ontvangen. In dit onderzoek is daarom middels fenomenologie de geleefde ervaring van vijf kinderartsen aangaande de verwerking van een heftige casus in het ziekenhuis onderzocht en in discussie gebracht met zorgethische inzichten omtrent de concepten ‘verantwoordelijkheid’ en ‘emotie’, om zo een bijdrage te leveren aan goede nazorg voor deze kinderartsen in hun verwerking.Dit onderzoek toont dat de kinderartsen zich in eerste instantie verantwoordelijk voelen voor de ernstige uitkomst van de casus. Centraal in de verwerking hiervan staat de bevraging van eigen deskundigheid en inzet. Het gevoel van tekortschieten en zelftwijfel kunnen we opvatten als een rouwreactie. Het verantwoordelijkheidsgevoel van de kinderarts wordt beïnvloed door verscheidene aspecten, namelijk: 1) de ervaren nabijheid tot de patiënt en diens ouders, 2) de mate van bekwaamheid van de kinderarts, 3) de heersende verwachtingen bij ouders en kinderarts, 4) de ernst van de uitkomst en 5) de duur van de betrokkenheid. Bovendien kent verantwoordelijkheid een passief aspect en is het iets dat de kinderarts overkomt, zonder dat de kinderarts daar actief voor heeft gekozen. Dit relativeert de heersende verwachtingen en bijkomende druk en zet (de verantwoordelijkheid van) de kinderarts minder centraal.
Door te praten met collega’s en partner constateerden alle kinderartsen naderhand dat zij hadden gedaan wat binnen hun macht lag. Zo wisten zij het gevoel verantwoordelijk te zijn voor de slechte uitkomst te reduceren. De verantwoordelijkheid voor het regelen van nazorg lag bij de kinderartsen zelf. Dit was functioneel voor de kinderartsen in dit onderzoek, mede omdat zij een veilige werkomgeving hebben waarin ruimte is voor het delen van gevoelens en gedachten. Ook ervaren zij toenemend ruimte voor de menselijke kant en de emoties van de arts in de professionele relatie met de patiënt en diens ouders. Deze medemenselijkheid verrijkt de arts-patiënt relatie en vormt onderdeel van een zorgethische opvatting van professionaliteit.
Verbetering van nazorg vraagt om verandering van de werkcultuur, waarin er meer openheid is om te spreken over verantwoordelijkheid, fouten maken, emoties en medemenselijkheid. Moreel beraad kan bijdragen aan het voeren van een goed gesprek met collega’s over deze onderwerpen. Aanvullend kan het ziekenhuis verantwoordelijkheid nemen in het organiseren van nazorg, bijvoorbeeld door een coach of geestelijk verzorger beschikbaar te stellen.
Datum prijs | 22 aug. 2022 |
---|---|
Originele taal | Dutch |
Begeleider | A. A. M. (Inge) van Nistelrooij (Supervisor) & Alice P. Schippers (Supervisor) |