Samenvatting
Het is algemeen bekend dat gedetineerden zich vaak in een kwetsbare sociaaleconomische positie bevinden alvorens zij in detentie terechtkomen (Appelman, Dirkzwager & Van Der Laan, 2021). Hoewel er binnen detentie allerlei re-integratieactiviteiten worden ondernomen om deze sociaaleconomische positie te verbeteren, lijken deze voor alsnog weinig effectief (Doekhie, Koenraadt & Den Besten, 2024). Hierbij zijn er tevens aanwijzingen dat detentie de sociaaleconomische situatie van gedetineerden verslechtert (Beyens, Dirkzwager & Korf, 2014). Wanneer detentie de sociaaleconomische positie van gedetineerden verder verzwakt, of in elk geval weinig ander perspectief biedt wanneer deze voor detentie ook al onder druk stond, grijpt dit (verder) in op wat Appadurai (2013) het vermogen tot aspireren noemt, het vermogen om de eigen verbeeldingen van een goed leven te navigeren. Dit is problematisch in het kader van zingeving, dat in de kern is gestoeld op verbeeldingen van het goede die enige zeggingskracht hebben (Ahmed, 2006; Alma 2019; Schuhmann & Jacobs, 2019).Deze masterthesis betrof een transformatief onderzoek naar hoe het aspiratievermogen onder vrouwelijke gedetineerden kan worden gestimuleerd met betrekking tot hun leven na detentie en in hoeverre geestelijk verzorgers vanuit hun professionele verantwoordelijkheid hiertoe kunnen bijdragen. Het kennisdoel was daarbij om op te halen welke aspiraties vrouwelijke gedetineerden koesteren in relatie tot hun terugkeer in de samenleving en hoe deze kunnen worden gestimuleerd; het handelingsdoel was om op basis van deze bevindingen nieuwe handelingsperspectieven te openen voor geestelijk verzorgers die bijdragen aan de zinervaring van vrouwelijke gedetineerden. In het totaal zijn er tien semigestructureerd interviews afgenomen binnen de Penitentiaire Inrichting Ter Peel, waarbij de respondenten middels een gemakssteekproef zijn geselecteerd. Daarbij zijn de respondenten gevraagd voor drie re-integratiecategorieën, namelijk materiële-, sociale- en persoonlijke re-integratie, te exploreren wat hun aspiraties (dromen) zijn met betrekking tot hun re-integratie en hoe deze kunnen worden gestimuleerd (wat zij behoeven, dan wel frustreren, in de realisatie ervan). Deze resultaten zijn vervolgens betrokken op een theoretische benadering van de professionele verantwoordelijkheid van geestelijke verzorging, om te evalueren in hoeverre geestelijk verzorgers hiertoe kunnen bijdragen.
Het onderzoek heeft daarbij laten zien dat geestelijk verzorging weinig kan betekenen als het gaat om het stimuleren van het aspiratievermogen in relatie tot de materiële re-integratie. Hierbij lijkt er een discrepantie te bestaan tussen het doel van geestelijke verzorging, existentieel welzijn, en het middel, levensbeschouwing, als het deze doelgroep betreft. Dit stelt vragen over de effectiviteit en de toegankelijkheid van geestelijke verzorging. Toch heeft het onderzoek aangetoond dat geestelijk verzorgers wel iets kunnen betekenen met betrekking tot het voeden van ondernemerschapszin; deze veel voorkomende aspiratie onder gedetineerden kan mogelijk meer zeggingskracht krijgen middels het aanreiken van inspiratie en begeleiden bij oriëntatie hiertoe. Ook heb ik gesuggereerd dat geestelijk verzorgers mogelijk ondersteuning kunnen zoeken bij hun zendende instantie als het gaat om het adresseren van de aspiraties in deze categorie.
In het kader van sociale re-integratie heeft het onderzoek aangetoond dat geestelijk verzorgers de aspiraties omtrent ‘goed moederschap’ en ‘goede relaties’ kunnen stimuleren door inspiratie te bieden over wat dit (mogelijk) behelst en op basis hiervan oriëntatieprocessen te begeleiden. Verder zijn ook (1) activiteiten omtrent het onderhouden van relaties, (2) bemiddeling van relaties en (3) begeleiding bij het verbreken of hanteren van disfunctionele relaties genoemd als suggesties die vallen binnen de professionele verantwoordelijkheid van geestelijk verzorgers en die het aspiratievermogen stimuleren. In het kader van schaamte door (angst voor) stigma is er een tweedeling gemaakt tussen enerzijds (a) het bieden van emanciperende inspiratie ten behoeve van het vergroten van de weerbaarheid tegen collectief geïnternaliseerde culturele normen, en (b) het dienen als bron van compassie wanneer het een meer persoonlijke situatie betreft. Het bieden van inzicht in relaties draagt daarbij mogelijk ook bij aan de aspiratie tot zelfzorg (in disfunctionele relaties) en de aspiratie tot het ontwikkelen van en beter onderscheidingsvermogen met betrekking tot het herkennen van betrouwbare- versus onbetrouwbare mensen. Deze laatste aspiraties zijn een teken van een geschaad existentieel welzijn op het niveau van relationeel-ontologische veiligheid, waar veel respondenten in meer of mindere mate lijken te zijn geraakt. Dit komt tevens terug in de (veelgenoemde) aspiratie niemand meer te vertrouwen buiten de directe sociale omgeving (lees: geen vriendschappen meer te sluiten).
In relatie tot de persoonlijke re-integratie is vooral het vergroten van assertiviteit en zelfvertrouwen een kans gebleken; dit werd zowel als aspiratie en behoefte genoemd. De data is echter niet extensief genoeg gebleken om concrete conclusies te verbinden aan hoe geestelijke verzorging hiertoe kan bijdragen, maar er zijn wel aanwijzingen dat het relateert aan existentieel welzijn, en dan op de niveaus van relationeel-ontologische veiligheid en spirituele congruentie. Aangezien dit thema ook lijkt te relateren aan verslavingsproblematiek en trauma, is gesuggereerd hierin de samenwerking te zoeken met psychologisch georiënteerde hulpverleners, om zo het thema vanuit twee perspectieven – psychologisch en filosofisch/levensbeschouwelijk – te benaderen.
Verder is gesuggereerd dat geestelijk verzorgers vanuit hun professionele verantwoordelijk op macroniveau het publieke debat en de stigmatiserende beeldvorming rondom (ex)gedetineerden zouden kunnen proberen te beïnvloeden, wat de aspiraties met betrekking tot zowel de materiële- als sociale terugkeer in de samenleving ten goede zou komen, en daarmee het existentieel welzijn.
Datum prijs | 24 feb. 2025 |
---|---|
Originele taal | Nederlands |
Begeleider | Sebastian Abdallah (Toezichthouder) & Annelieke Damen (Toezichthouder) |