Binnen het conceptuele onderzoek dat deze thesis beslaat wordt op zoek gegaan naar een antwoord op de vraag: “Op welke manier kan Wittgensteins opvatting van relationaliteit en praktijken tot een adequatere politiek-ethische theorie voor de zorgethiek leiden, afgezet tegen de opvatting van relationaliteit en praktijken van Hannah Arendt zoals weergegeven door van Heijst (2005)?”
De aanleiding tot het zoeken van een meer adequate politiek-ethische theorie is de
constatering dat het zorgethische denken over relaties, gevoel en betrokkenheid door anderen eenzijdig blijkt te kunnen worden opgevat als een warme deken van collectiviteit en knus samenzijn, terwijl dit niet de bedoeling is (Van Heijst, 2005, p.45). Om een antwoord te geven op de hoofdvraag wordt eerst ingegaan op een definitie van praktijken en op een definitie van zorgethiek, waarna vervolgens op zoek wordt gegaan naar een antwoord op de twee deelvragen van dit onderzoek:
• Welke opvatting van relationaliteit en van relationaliteit als deel van een politiekethische realiteit in praktijken binnen de zorgethiek wordt geformuleerd door Hannah Arendt, gebaseerd op haar weergave in het boek ‘Menslievende zorg’ (Van Heijst, 2005)?
• Welke opvatting van relationaliteit en van relationaliteit als deel van een politiekethische realiteit in praktijken wordt geformuleerd in de theorieën over praktijken door Wittgenstein?
De belangrijkste conclusies van dit onderzoek zijn gelegen op het gebied van de fundamentele relationele en contextuele conditie van de mens en op het gebied van een dialectische verhouding tussen immanentie en transcendentie op het gebied van ethiek: dat wat goed is, is onuitspreekbaar (en ook transcendent), terwijl dat wat goed is zich tevens toont in praktijken (en dus ook immanent is). Ethiek wordt dan niet rationeel opgevat in de vorm van een oordeel of een keuze, maar relationeel als een perceptie, expressie en conversatie. Ook betekent de fundamentele relationele en contextuele mensvisie in combinatie met de waarde-geladenheid van handelen van de mens in praktijken ervoor, dat het niet een keuze is om wel of niet met morele oordeelsvorming bezig te zijn; handelen impliceert een onvermijdelijke morele en dus ook ethische component, waardoor morele oordeelsvorming altijd aanwezig is.
Datum prijs | 1 jan. 2015 |
---|
Originele taal | American English |
---|
Begeleider | F. J. H. Vosman (Supervisor) & C. J. W. Leget (Supervisor) |
---|